De veertien werden doodgeschoten omdat bijna niemand gehoor had gegeven aan de oproep van bataljonscommandant Ulrich Matthaeas dat alle mannen van zestien tot zestig jaar uit Roermond zich vóór 18 december 1944 moesten melden voor dwangarbeid in Duitsland. Na de bekendmaking van de terechtstellingen meldden zich alsnog ruim 2700 Roermondenaren. Die trokken op 30 december 1944 te voet naar Duitsland om te werk gesteld te worden gesteld in het door aanhoudende bombardementen geteisterde Roergebied.
Op aanwijzing van een bij de moordpartij betrokken Duitse militair werden de stoffelijke resten op 26 augustus 1947 bij het Duitse grensplaatsje Niederkrüchten teruggevonden en op 11 september 1947 overgebracht naar het stadhuis van Roermond. Van daaruit begeleidde een indrukwekkende stoet de onder bloemen bedolven kisten naar Het Oude Kerkhof, de begraafplaats bij de Kapel in ’t Zand. In 1950 werden de stoffelijke resten overgebracht en herbegraven bij het Oorlogsmonument op de nieuwe, algemene begraafplaats Tussen de Bergen. De plek op het Oude Kerkhof waar zij samen met andere oorlogsslachtoffers begraven hadden gelegen, bleef leeg tot september 2020.